Getto

Ik weet niet waar te beginnen. Ik blijf maar malen in mijn hoofd, steeds weer opnieuw.

Dit was ons 3de bezoek aan de Jungle van Calais en ons allereerste bezoek aan het vluchtelingenkamp van Grande-Synthe, in Duinkerke.

Ik was erg optimistisch toen we vertrokken. Het was nog steeds donker buiten, maar na een half uurtje rijden kwam de zon op. Na een tijdje was het echt een prachtig schouwspel van zonlicht en kleuren.

Eerst zetten we onze hond af bij vrienden. Daar stond Dominique op ons te wachten. Hij ging mee naar Frankrijk om ons te helpen. Het was zijn allereerste keer.

Daarna maakten we een tussenstop in de militaire basis van Koksijde, waar een opvangcentrum voor vluchtelingen was ingericht. Daar leverden we wat beloofde goederen: koffietassen voor de vrijwilligers, speelgoed voor de kinderen en twee gitaren, gedoneerd door ons bedrijf, voor het muzieklokaal waar vluchtelingen samen musiceerden met de vrijwilligers. Daar zouden Kevin en ik later ook aan meewerken als officiële Fedasil-vrijwilligers.

We voelden ons erg welkom daar. Fedasil-medewerkers doen er fantastisch werk, ook al hebben ze niet altijd voldoende middelen en vrijwilligers.

Daarna reden we door naar Frankrijk. De zon scheen volop en een prachtige blauwe lucht kwam tevoorschijn. Het was een veelbelovende ochtend.

Een aantal kilometers na het passeren van de grens tussen België en Frankrijk kwamen we in een file terecht. Niets ernstigs, gewoon grenscontrole. Iedereen moest van de snelweg af en op het rond punt stond grenspolitie wagens te controleren. Na 5 minuten zaten we alweer op de snelweg.

Gelukkig werd onze wagen niet gecontroleerd, want met een koffer vol hulpgoederen voor vluchtelingen zou dat wel wat tijd in beslag hebben genomen.

Gisterenavond besloten we last-minute om alleen naar Duinkerke te rijden, omdat we van vrijwilligers een oproep hadden gekregen. Men was dringend op zoek naar meer hulp en goederen daar. Onze GPS stond ingesteld op de Decathlon, op de parking vlakbij het kamp. Maar om een of andere reden kwam we aan de andere kant van Duinkerke uit. Blijkbaar dezelfde straatnaam. Verwarrend. Uiteindelijk raakten we toch op het juiste adres.

We reden voorbij de ingang van het kamp: massa’s mensen, vluchtelingen en vrijwilligers, een hoop Britse bestelwagens en diens vrijwilligers met fluo-jasjes aan. Je kon er niet naast kijken.

We parkeerden aan de Decathlon en besloten om eerst het kamp te bezoeken om een kijkje te nemen. We hadden een aantal namen van contacten doorgekregen en een telefoonnummer indien nodig.

De modder was vreselijk. We zonken zeker 5 tot 10 cm in de modder met onze stevige wandelschoenen. Op sommige plaatsen zelfs nog dieper. Er was nergens een droge plek te bekennen. De tenten stonden allemaal dicht op elkaar op een kleine ruimte, veel van die tenten in de modder weggezakt.

Er was niet eens plaats genoeg om rond de tenten te kunnen lopen, zonder erop te trappen. En dit was een prachtige herfstdag, dus hoe ziet het er dan uit op een dag vol regen en kou?

Er was nog plaats onder de bomen om tenten te zetten, maar we hoorden dat dit eigenlijk het ‘openbaar toilet’ was, voor de gemeente Duinkerke besliste om containers met toiletten en douches te plaatsen. Iemand had een kleine houten barak gebouwd voor privacy tijdens het wassen, maar het werd duidelijk gebruikt als toilet in de plaats. Er hing een bordje op: “This is not a toilet.”

Mensen zagen er wanhopig uit, dat is zeker. Jonge mannen, families met kinderen en baby’s, uit Irak, Iran, Syrië, Koerdistan en zelfs uit Vietnam! Ze leefden allemaal samen, door elkaar gemengd in kleurrijke tenten en geïmproviseerde hutten.

Omdat het er momenteel erg chaotisch aan toe ging met vooral het verdelen van hulpgoederen her en der, besloten we toch eerst naar Calais te rijden en daarna terug te keren om onze eigen goederen uit te delen. Het was intussen bijna middag en we zouden eerst gaan eten in een van de Afghaanse restaurants in de Jungle.

Wanneer we terug naar de auto wandelden, kwamen we Imogen tegen die net in het kamp aankwam. Zij werkt voor Aid Box Convoy, een Britse organisatie, die tracht zoveel mogelijk leiding te nemen in het kamp van Duinkerke als het gaat om het coördineren van vrijwilligerswerk. Een bijna onmogelijke opdracht, zo zou later blijken.

Een tijdje later, toen we terug aan de auto waren, wandelden een kleine groep vluchtelingen naar ons toe. Ze vroegen ons om schoenen en dekens. We hadden geen schoenen bij, maar we haalden de vuilniszakken met dekens uit. Ze waren blij en wandelden opgewekt terug naar het kamp met hun verworven buit. “We komen terug binnen enkele uren,” zeiden we nog tegen hen.

Terug op de snelweg richting Calais Jungle zagen we overal politie. Om de 100 à 200 meter stonden ze op de rand van de snelweg de boel in de gaten te houden. Dit omdat vluchtelingen regelmatig pogingen waagden om de snelweg te blokkeren en het verkeer te vertragen, zodat ze in de vrachtwagens konden klimmen. Een gevaarlijke situatie voor zowel de vluchtelingen als de chauffeurs natuurlijk. We waren onder de indruk van zoveel machtsvertoon. Dit was een totaal anders zicht dan toen op onze vorige ritten naar Calais.

We namen de afslag richting het kamp en stopten aan de ingang, waar we onze perskaarten toonden en de politie vroegen waar we veilig onze auto konden parkeren. “Chemin des Dunes zou geen probleem mogen zijn,” zeiden ze. Ze waren vriendelijk en behulpzaam. Dit heeft alles te maken met onze perskaart natuurlijk. Want voor we onze perskaart hadden werden we allesbehalve vriendelijk behandeld. Een keer werden we zelfs uitgescholden door de politie, die natuurlijk de vrijwilligers liever ziet gaan dan komen.

We parkeerden onze auto vlakbij de ingang aan de Chemin des Dunes, aan de achterkant van het kamp. Opnieuw zagen we heel veel Britse wagens en hier en daar wat Franse nummerplaten. Occasioneel een Belgische nummerplaat.

We vulden onze rugzakken met regencapes, wollen mutsen en handschoenen en begonnen aan onze wandeling. We namen de eerstvolgende weg die ons diep het kamp inleidde. We namen hier en daar een kleine omweg en we voelden meteen dat de sfeer helemaal anders was dan bij onze vorige bezoeken. Grimmiger, maar we konden er ook niet precies onze vinger op leggen.

We gingen naar een van de Afghaanse restaurantjes en bestelden kip met rijst en bonen. Niet dezelfde smaak als de vorige keer, maar zeker lekker. We raakten aan de praat met enkele Koerden, Irakezen en Afghanen die ook lunchten op dat moment. Ze dronken thee en allemaal kenden ze België van op doorreis. Ze hadden ook verhalen te vertellen over de politie in het kamp. Ik voelde onmiddellijk hun frustratie en woede. We hebben lang gepraat met een van hen over zijn wens om in Engeland te geraken zonder in het vizier van de politie te komen, maar tegenwoordig bleek dat een heel moeilijke, bijna onmogelijke onderneming.

Soms nam hun woede de overhand, vertelde hij ons, en dan escaleert alles heel snel, resulterend in geweld en traangas-aanvallen. “Ik probeerde twee keer over te steken, maar het lukte me niet. Zo moeilijk,” zei hij, “En iemand moet altijd achterblijven om de deuren van de vrachtwagen te sluiten, want ze kunnen niet worden gesloten van binnenuit. Dat is een probleem.”

We voelden zijn wanhoop. Hij zag er erg vermoeid uit, uitgeput zelfs. “Het is beter om in kleine groepjes te werken,” ging hij verder, “Maar veel mensen willen in grote groepen erop uit trekken om de politie te overweldigen en dat is een groot probleem.”

Na de lunch vervolgden we onze wandeling door het kamp. Een Servische televisie-ploeg was een documentaire aan het schieten aan de christelijke kerk. Het kamp was enorm veranderd. Rechtover de kern was ongeveer een week geleden een grote brand geweest waardoor zo’n 50 tenten en hutten in de as werden gelegd. Alles was opgeruimd en nieuwe tenten werden rechtgezet. Vreemd genoeg voelde het kamp van 6000+ mensen behoorlijk leeg aan. Er zouden een hoop mensen zijn vertrokken sinds ons laatste bezoek.

Ook de sfeer was enorm veranderd. We kregen veel minder “Hello” en “Salaam” te horen. Iedereen leek zich vooral met zijn/haar eigen zaken te bemoeien. Het voelde vreemd aan… behoorlijk ongemakkelijk zelfs. We voelden ons een tikkeltje op onze hoede, alerter dan gewoonlijk.

Dominique en Kevin moesten naar het toilet. Hmmm… dat is effectief een behoorlijk probleem. Er zijn namelijk maar een 50-tal toiletten voor duizenden vluchtelingen voorzien. Ik heb ze tweemaal uitgeprobeerd: totale horror!

De mannen gingen met tegenzin plassen en ik nam een foto van wat er vanonder de plastic cabines vandaan kwam. Het was geen fijn zicht. De problemen met hygiëne zijn hardnekkig. Geen verbeteringen te zien. Allicht kan je wel raden wat die bruine smurrie is, die vanonder het toilet zichtbaar is op de foto.

We gingen dieper het kamp in, dicht bij de snelweg. Dit was een deel van het kamp waar we nog niet eerder waren geweest. We moesten nog steeds een groot deel van de plastic regencapes uitdelen. In een kleine doorgang tussen de tenten en hutten kwamen we een paar mannen en vrouwen tegen die slecht gekleed waren tegen de kou. We gaven hen regencapes, wollen mutsen en handschoenen. Ze bedankten ons, maar vroegen daarna om meer. Nog altijd vriendelijk weliswaar, maar ik voelde me niet op m’n gemak.

Dit was ook anders dan de vorige keren. De sfeer voelde veel grimmiger aan. Een van de mannen probeerde mijn rugzak te openen waarin ik onze persoonlijk spullen bewaarde. Ik probeerde hem uit te leggen dat dit onze persoonlijke spullen betrof, maar hij bleef aandringen en proberen. Hij opende elk zakje van mijn rugzak. Ik vertelde hem dat we alleen regencapes, mutsen en handschoenen hadden, maar hij bleef me smeken om sokken en schoenen. “Voor mijn vrouwen,” zei hij en hij wees naar de twee vrouwen die voor me stonden. Ze hadden nochtans sokken en stevige schoenen aan. Natuurlijk zullen we nooit weten waarom ze meer wilden. Waarschijnlijk voor andere doeleinden, zoals verkoop. Sokken en schoenen zijn namelijk erg gewild.

Ik kreeg een vreemd gevoel bij het aanschouwen van de vrouwen. Ze zeiden helemaal niets en ik kon niet aflezen op hun gezichten wat ze dachten. Hun ogen leken hol, alsof ze leeg waren vanbinnen. De man begon nu met een andere tactiek, namelijk flirten, wat me nog een ongemakkelijker gevoel gaf. Ik begreep zijn wanhoop en verontschuldigde mij voortdurend dat ik hem niet kon helpen. Ik spoorde Kevin en Dominique aan om door te lopen. Op dat moment waren al onze mutsen en handschoenen uitgedeeld, dus zetten we er flink de pas in.

We verlieten dat deel van het kamp en kwamen terecht op de hoofdweg. We voelden ons alledrie opgelucht. Ergens klopte er iets niet. Zowel Kevin als ik voelden het grote verschil in sfeer in vergelijking met de vorige bezoeken. Het was Dominique’s eerste keer in Calais, maar hij voelde ook een groot verschil tussen de sfeer in Duinkerke en de Jungle. Het is lastig om te omschrijven, maar het leek erop dat een heleboel mensen, die vooreerst warmhartig en vriendelijk waren, voordat de politie-aanvallen begonnen, nu heel erg wantrouwig en zelfs vijandig zijn geworden.

Voor Kevin was het nu ook veel moeilijker om foto’s te nemen. Ook al vraagt hij altijd eerst om toestemming wanneer hij foto’s van gezichten neemt, dit keer werd hij uitgescholden en iemand begon zelfs met stenen naar hem te gooien nog voor hij de vraag kon stellen.

“Kunnen we helpen,” riep Kevin terug? Het antwoord was: “We willen je hulp niet. Ga weg!” En dat was het dan. We maakten ons snel uit de voeten.

Ik herinnerde me dat een vrijwilliger me vorige week nog had gewaarschuwd dat Calais een heleboel negatieve aandacht had gekregen van de media en dat er steeds meer “kamptoerisme” was gebleken. Ik vermoed dat deze nieuwe houding daar zeker iets mee te maken heeft. Het vertrouwen in de media leek geschonden en wie er wit uit ziet kan evengoed een ramptoerist zijn. En dan zijn er nog die problemen met de politie. Ik voelde dit keer heel erg dat we ons in een ‘getto’ bevonden. En dat is slecht nieuws, want dat betekent dat de negatieve emoties het winnen van de positieve. Onze hulp aanbieden was deze keer niet meer zo makkelijk. Dus we voelden ons wat verloren…

Wat me het meest opviel is dat we geen kinderen zagen. Alleen hier en daar wat vrouwen. Dat is echt een groot verschil in vergelijking met onze vorige bezoeken. Wat gebeurde er? Waar zijn de kinderen naartoe?

Maar we gingen verder. Alhoewel mijn optimisme van die ochtend intussen tot onder het vriespunt was gedaald, probeerde ik nog steeds zo goed mogelijk te documenteren wat we hadden gezien en beleefd. Dit zou andere vrijwilligers kunnen helpen en bovendien mag de hele wereld weten welke wantoestanden er anno 2015 gaande zijn.

We kwamen voorbij de Kitchen in Calais en de plek waar verwarmde tenten werden gezet. We zagen ook de werf. Het leek wel of iemand grote happen uit het kamp had genomen en alles had platgewalst. Ik maakte enkele foto’s want er was zoveel veranderd. Op sommige plaatsen kon ik me zelfs niet meer oriënteren. Ik voelde me opnieuw verloren. Toch lukte het ons om de Chemin des Dunes terug te vinden, nadat we de grote open plek hadden overgestoken.

We bereikten de Soedanese kant van het kamp, langs de Chemin des Dunes, dicht bij het Jules Ferry centrum. Enkele Soedanezen waren een vuurtje aan het stoken. Het stonk echt naar verbrand plastiek. Het stinkt sowieso al in het kamp omwille van de chemische fabriek die er vlakbij ligt, maar dit vuurtje maakte het zeker niet beter.

We liepen over de Chemin des Dunes en waren verrast. Het kamp van onze vrienden bleek nog steeds te bestaan. We gingen binnen, maar slechts 2 van de 22 Soedanezen die we kenden, waren nog daar. De overige 20 waren verhuisd naar Parijs of een Frans opvangcentrum, of zaten momenteel in de gevangenis nadat ze werden opgepakt bij een mislukte poging om in Engeland te geraken.

Een heleboel nieuwe gezichten dus. Ze hadden net lunch klaargemaakt: pikante pasta met vis, groenten en tomatensaus. Zonder ons te vragen onze handen te wassen, gaven ze ons meteen een lepel en nodigden ze ons uit om mee te eten. Ik nam een hap en mijn mond stond in brand, haha. Hetzelfde gebeurde bij Kevin en Dominique.

Alweer voelden we hoe erg de sfeer was veranderd. Ze zagen er echt vermoeid uit en aan het eetgedrag te zien waren ze heel erg hongerig. Ze bleven onverstoord verder eten, ook al waren wij er ook. Ze maanden ons deze keer niet aan om meer te eten, in contrast tot onze vorige bezoeken. Het was muisstil tijdens het eten. Je hoorde alleen de lepels in de kom. Niemand lette op onze aanwezigheid, alsof ze zich in een soort trance bevonden.

We leegden onze rugzak met de overige regencapes en namen afscheid. We konden niet geloven wat we zojuist hadden ervaren. We waren in shock. Dit is niet het Calais dat we 5 week geleden nog hadden bezocht. Dit is nu een soort van … ik weet het niet – ik kan de juiste woorden niet vinden om het te omschrijven: een getto-kamp? Ik vraag me af of andere vrijwilligers hetzelfde voelen.

We zagen een heleboel mensen afval opruimen, met hun mondmaskers, werkpakken en grijpers. Enkele bestelwagens waren goederen aan het uitdelen aan de Chemin des Dunes. Slechts een bestelwagen verdeelde in het kamp zelf. En er was ook nog die Servische televisie-ploeg. Maar dat was het dan ook. Het kamp leek veel meer op een soort gevangenis in open lucht, lijkt het wel, omgeven door politie in aanvalstenue.

Ik voelde me heel erg teleurgesteld en verdrietig toen we vertrokken. Dit voelde echt niet goed. Ik denk dat de mensen in het kamp systematisch gedehumaniseerd werden. Holle ogen, honger, depressie… Ze blijven er toch ergens de moed inhouden, want toen we terug op de Rue de Gravelines waren kwamen we een groep demonstranten tegen met politie-escorte. Zo’n 50 vluchtelingen met banners waren aan het scanderen terwijl ze door een heleboel oproer-politiemannen in de gaten werden gehouden.

Voor we vertrokken vroegen we de politie wat er zou gebeuren met de vluchtelingen nadat het nieuwe, humanitaire gesloten kamp zou worden gebouwd, en of ze ons iets over die bouwplannen wisten te vertellen. Ze wisten het niet, zeiden ze, en we zouden het beter aan de burgemeester vragen. Alweer toonden we onze perskaarten en bleven ze vriendelijk. Ze vroegen ons zelfs naar de situatie in Brussel, sympathiserend met de Belgische politiemacht. We hadden een kort praatje met ze en keerden terug naar Duinkerke…

Geef een reactie