Mais enfin!

Wat een dag! Onvoorstelbaar. Onze koffer boordevol zakken met kledij. Op naar Koksijde om Omar op te pikken.

Dan richting Puythouck waar we een afspraak hadden met Sabriya van het Legal Aid Team. We hebben met ons bedrijf een printer gesponsord. Hun vorige printer had het begeven, zo had Nannie ons verteld op ons vorig bezoek, en ze zaten met de handen in het haar.

We kwamen aan op een domein dat verhuurd wordt aan jongeren voor vakantie-kampen. Een typische “jeugdherberg-stijl” aan gebouwtjes her en der. Goedkope en gedateerde infrastructuur, maar voor deze vrijwilligers is het een zeer welkom alternatief: dichtbij het vluchtelingenkamp en toch ook ver genoeg er vanaf.

Op Sabriya’s kamer haalden we de printer uit de verpakking. Cartridges erin. Oei, USB-kabeltje ontbrak, maar gelukkig is de Auchan dichtbij. We hadden ook nog een grote doos printerpapier mee en extra cartridges om zeker nog zo’n 25000 pagina’s te kunnen printen. Natuurlijk waren ze er heel blij mee.

Het Legal Aid Team is zo belangrijk voor de vluchtelingen. Hun team van vrijwilligers voert druk uit op de Britse overheid om hun beloftes na te komen. Bijvoorbeeld om de minderjarigen met familie in Engeland te laten oversteken. Momenteel gaat het met hun huidige campagne erg goed, maar ze hebben nog steeds heel veel donaties nodig om hun zaak bij de rechtbank te kunnen pleiten.

Sabriya kwam mee met ons naar de Auchan. Dat was de volgende stap. Ze belde met de keuken van het kamp zodat we zeker waren van de laatste noden. “Fresh vegetables, fruit and sweet sandwich spreads.” We namen afscheid en besloten eerst, gezien het al na de middag was, iets te eten. Grappig, 5 minuten later kwamen we Sabriya terug tegen bij dezelfde pasta-bar, samen met nog een aantal andere vrijwilligers.

In de Auchan hebben we voor 100 euro aan voedsel gekocht. 75 euro daarvan kregen we gedoneerd. Even later zat onze koffer bomvol sinaasappelen, bananen, uien, aardappelen, wortelen, zonnebloemolie, suiker, en een heleboel potten choco, honing en confituur. Het is altijd een avontuur om zo’n bomvolle kar te gaan afrekenen aan de kassa, waarbij de kassierster steevast haar wenkbrauwen fronst in verwondering, terwijl ongeduldige klanten achter ons aanschuiven.

We waren net aan het rond punt aangekomen en we zagen ze al staan op de toegangsweg: CRS, oftewel de ‘oproerpolitie’. Ouch, deze keer zou het weer geen makkie worden om binnen te kunnen geraken. Het begon al: autopapieren controleren, identiteitscontrole en ook onze perskaarten werden gecontroleerd. En het duurde en duurde maar.

Vragen werden op ons afgevuurd. We moesten zelfs de registratie-email tonen die we naar de gemeente hadden gestuurd en waarin we ons bezoek aankondigden. Nog meer wachten. Ondertussen werden andere auto’s steevast doorgelaten. En wij bleven maar staan.

Nog meer vragen. Tot Kevin zijn geduld wat kwijt raakte. Want, dit is de zoveelste keer dat we het kamp bezoeken en steeds opnieuw moeten we eindeloos discussiëren en wachten voor we toegang krijgen. Dus hij vroeg steevast: “En persvrijheid dan? U heeft geen enkel recht om ons op dit moment tegen te houden.” Daarmee gingen ze wel even aan het twijfelen.

Maar ze lieten ons toch nog langer wachten. We stonden daar zeker al 20 minuten. Er kwam een vrouw voorbij. Het werd duidelijk dat zij iemand van de gemeente was. Onze redding! We legden haar de situatie uit en ze begon direct te lobbyen. Ja, zij heeft nog bij Utopia gewerkt, de organisatie die oorspronkelijk het vluchtelingenkamp zou runnen, maar kort na de opening de benen nam. Zij is altijd gebleven. De perfecte liaison voor ons dus.

Normaal mag pers gewoon binnen wandelen, maar wij waren een uitzonderlijk geval omdat we ook met de auto binnen moesten. Wat grappig is, want we rijden bij elk bezoek het kamp binnen. Je zou verwachten dat ze ons intussen al zouden kennen of ons tenminste ergens op een lijst hadden staan. Nee dus, elke keer weer hetzelfde liedje.

Hele discussies tussen die vrouw van de gemeente en CRS. Uiteindelijk kregen we groen licht. Ze zou ook even snel met Afeji (de security aan de ingang) gaan praten zodat we direct binnen konden rijden. Een paar minuten later kwam ze terug: alles was in orde. Wij opgelucht… maar CRS had nog steeds onze papieren. Uiteindelijk, na meermaals vragen kregen we onze papieren terug. Behalve Kevins perskaart. Die hadden ze achteloos op hun dashboard gegooid en ze waren het volledig uit het oog verloren. Nog maar eens vragen. En uiteindelijk kregen we ook de perskaart terug. Wat een gedoe!

Uiteindelijk hebben we daar ruim een half uur staan wachten. Tijdverlies!

We reden door naar de ingang. En tot onze grote verbazing begon het spelletje gewoon weer opnieuw. “Mais enfin,” zuchtte ik luidop en dat was duidelijk niet naar de zin van de Afeji-medewerker. Ze werd heel onvriendelijk en haar gezicht stond op onweer. Toch maar weer wachten, de situatie nogmaals uitleggen en verwijzen naar de vrouw die ons had verzekerd dat we binnen mochten.

“Ja, maar… we gaan haar toch nog even opbellen om te verifiëren,” luidde het argument.
“Wablieft? Ze is net 5 minuten geleden bij jullie langs geweest,” was ons verweer.
Nope, steenkoppig blijven volhouden. Het telefoontje moest gepleegd worden. En wij dus weer wachten. Natuurlijk was alles in orde. En uiteindelijk ging EINDELIJK die slagboom omhoog. Niet naar de zin van de Afeji-vrouw. Die had het duidelijk niet hoog met ons op (en het is niet de eerste maal dat we met haar te maken kregen).

Recht naar de keuken. Daar werden we natuurlijk met open armen verwelkomd. In mum van tijd was onze auto uitgeladen. Ze namen ook de zakken kledij van ons over en die werden veilig opgeborgen in een afgesloten opslagruimte. Koffer leeg! Uiteindelijk hebben we driemaal zo lang moeten wachten op toegang, dan dat we überhaupt met onze auto in het kamp zijn geweest.

We kregen ook meteen de juiste contactgegevens van de keuken, om in de toekomst makkelijker te kunnen regelen wanneer we zouden komen leveren en om ook op de hoogte te kunnen blijven van de dringendste noden. Supergasten, daar in de keuken. We hebben ze dan ook uitgebreid bedankt.

“You don’t have to thank us. Thank YOU,” was het antwoord. En Kevin zei: “Ja maar nee, jullie staan hier in de kou elke dag onbetaald te werken om deze mensen van voedsel te voorzien, dus dank U.”
“Ja maar, zonder mensen zoals jullie zouden we niets hebben om klaar te maken en zouden deze mensen verhongeren,” lachte de vrijwilliger.
Ja, ok, we besloten dat we allemaal evenwaardig te danken waren 😉

We hadden niet voor niets zo lang moeten wachten om het kamp binnen te kunnen. Dringend nood aan een frisse neus. Dus we parkeerden ons op de parking voor het kamp en besloten toch nog even het kamp in te gaan om te situatie van dichtbij te gaan peilen. Dat geeft ons altijd nuttige informatie voor een volgende trip, maar ook om over te kunnen rapporteren naar andere vrijwilligers toe.

We wandelden vlot terug naar de ingang en passeerden het Afeji-’kotje’. Bijna waren we er voorbij en we werden alweer tegengehouden door… jawel, alweer die vrouw met het onweer-gezicht. Lap, dacht ik, daar gaan we weer. Of we toch nog onze naam en organisatie wilden noteren. Allez dan. En hupsakee, het kamp weer in.

Het viel ons meteen op dat er veel meer mensen in het kamp waren in vergelijking met ons vorige bezoek, nu ongeveer 2 maanden geleden. Maar het aantal ‘kotjes’ (veel meer stellen die dingen niet voor) was hier en daar weer verminderd. De “Women’s Kitchen” was onlangs volledig uitgebrand. “The Irish Builders”, die we ook in het oude kamp al hadden ontmoet, waren volop bezig een nieuw centrum te bouwen, gezien ze uiteindelijk toch goedkeuring hadden gekregen van de gemeente, op voorwaarde dat de nieuwe versie aan strengere veiligheidsmaatregelen zou voldoen.

We spraken met een van de werkmannen (we zetten even ons journalisten-petje op) en hij vertelde honderduit over de constructie, de maatregelen die ze hebben getroffen en wie het allemaal voor elkaar aan het krijgen was. Bleek dat ook de burgemeester een deel van het benodigde geld had ingebracht om dit centrum zo snel mogelijk weer “up and running” te krijgen.

Dit centrum is een plaats waar vrouwen elkaar in alle rust en privacy kunnen ontmoeten en waar belangrijke hulpgoederen zoals kledij en hygiënische spullen werden gedistribueerd. We maakten direct de belofte om te helpen met het inzamelen van donaties en hulpgoederen om de rekken van het nieuwe centrum te kunnen vullen, want alle spullen waren met de brand vernietigd.

We liepen nog tot op het einde van het kamp en zagen dat er nu ook CRS aan de achteruitgang stond te controleren. Dat was de eerste keer dat het ons opviel. In het terugkeren nam ik nog snel een foto. Even verderop was een Koerdische mama buiten op een open vuur aan het koken terwijl haar twee kleine kinderen in de buurt aan het spelen waren. Ik zwaaide naar het kleinste kindje, een jongetje. Zijn ogen fleurden op en hij begon te lachen en zwaaide terug. Hij had een dunne metalen staaf in zijn handjes waarmee hij aan het spelen was.

Terug naar de ingang. Op het plein, kort voor de ingang, waren enkele mannen aan het voetballen. Een van hen, een Irakees, herkenden we van ons vorige bezoek. Hij groette ons onmiddellijk en sprak Omar aan, omdat ze dezelfde taal (Arabisch) spreken. Hij dacht erover na om, als het binnen een tijdje nog steeds niet lukte om Engeland te halen, om naar België te komen, vertaalde Omar. Ik hoop dat hij dan niet te hard met Theo Francken te maken krijgt, dacht ik bij mezelf 🙂

Terug op weg naar België. We gingen nog even thee drinken bij Omar op zijn appartement om bij te praten. Dat doet altijd deugd na zo’n dag. Een dik uur later namen we afscheid. Tijd om nu echt naar huis te gaan. De hond zat op ons te wachten, want die moet na zo’n lange trip toch wel tijdig een plasje kunnen doen 😉

Op de terugweg praatten we nog na in de auto. Ik sta er altijd van versteld hoe “vierkant” dingen kunnen lopen. De verkeerde mensen op de verkeerde plaats met de verkeerde job-invulling. Echt om de muren van op te lopen.

In mijn hoofd droomde ik ervan om een kleine lokale vrijwiligersorganisatie op te zetten om illegale en legale vluchtelingen in de regio te kunnen helpen, van mens tot mens. Net zoals die fantastische vrijwilligersgroep, Zebrapad uit Veurne doet, waarmee ik al heel veel mooie samenwerkingen heb beleefd.

Ik dacht aan alle tips en inspirerende verhalen uit het boek van Adam Braun, “The Promise of a Pencil”, waarin hij vertelt over zijn queeste om Pencils of Promise op te bouwen tot een wereldbefaamde non-profit organisatie (of beter: “for-purpose” organisatie). Ik ben nu de laatste hoofdstukken aan het lezen.

Natuurlijk heb ik niet de ambitie om zo’n grote organisatie op poten te zetten, maar zo’n kleine, lokale groep van vrijwilligers, met het hart op de juiste plaats en de neuzen in dezelfde richting, dat lijkt me wel iets…

Geef een reactie